Wil je graag lid worden?

Wil je graag zelf een artikel aanbieden?

  • by: K. Van Hoecke
  • February 10th, 2025
  • Category: Architectuur

De abdij van Corbie als gangmaker voor de watermolenbouw in Zwalm en Oudenaarde


In het artikel beschrijft Karl Van Hoecke de mogelijke invloed van de abdij van Corbie op de ontwikkeling van watermolens in de regio van Zwalm en Oudenaarde. De Abdij van Corbie, gelegen aan de Somme, speelde in de 9de eeuw een belangrijke rol in technologische innovaties op het gebied van waterbeheer, waaronder de kanalisering en de bouw van sluizen. Het onderzoek vertrekt vanuit de hypothese van de taalkundige Luc Van Durme die in de abdij de oprichter zag van de Zwalmmolen, een watermolen in Munkzwalm. Dit onderzoek tracht die theorie verder te onderbouwen. De abdij van Corbie had in Munkzwalm een kleine heerlijkheid, Sint-Pieters-ten-Berge, die een enclave vormde binnen de grotere bezittingen van de Gentse Sint-Baafsabdij. Deze kleine heerlijkheid had een eigen baljuw en schepenbank, een castrale kapel en bestond voornamelijk uit een watermolen. De bijhorende grond was louter voor de onderhoud van de molenaar. Dit wordt ondersteund door de abdijregels van Corbie, waarin de molenaar een belangrijke rol speelde. De ligging en het statuut van deze heerlijkheid suggereren aldus dat de abdij van Corbie de bouw en exploitatie van de molen op zich had genomen. Daarnaast wordt er in deze studie ook een vergelijking gemaakt met de ontstaansgeschiedenis van Oudenaarde, waar de abdij van Corbie het patronaat over een castrale kapel bezat. Het onderzoek toont aan dat de abdij van Corbie via haar invloedrijke netwerk en technische expertise mogelijk betrokken was bij de verspreiding van de watermolentechnologie in Vlaanderen. Hoewel direct bewijs van de eigendomsrechten in ontbreekt, wijzen contextuele en juridische bronnen op een sterke band tussen de abdij en de Oudenaardse molenbouw. uit VAN HOECKE K., ‘De abdij van Corbie als gangmakers voor de watermolenbouw in Zwalm en Oudenaarde’. In: Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, 21 (2023) 199-220.